Armoede ‘in de kop’?
Ik weet niet hoe of wanneer ik me heb ingeschreven op een nieuwsbrief van dit bedrijf, maar ik denk dat ik ze meestal ongelezen wegklik. Nu echter trok het bericht mijn aandacht. De aankondiging betrof: ‘een reeks lezingen over de effecten van armoede op het brein en hoe gemeenten en maatschappelijke organisaties hier mee om kunnen gaan’.
In de toelichting op de lezing stond (onder andere): “In alle gevallen is het waarschijnlijk dat deze personen zich in een stressvolle situatie bevinden. Het leven met (chronische) stress heeft gevolgen voor het denken en het gedrag van mensen. Pas door inzicht te krijgen in het omgaan met dit gedrag, komt u als gemeente of maatschappelijke organisatie met deze doelgroep verder.”
De adviseur die de lezing geeft licht haar insteek nog verder toe: “In de lezing ‘Armoede in de kop’ combineer ik de psychologie achter armoede met praktijkvoorbeelden. Tevens bied ik een kijk in de mogelijkheden voor een goede aansluiting bij deze doelgroep te vinden en een effectieve dienstverlening te kunnen bieden.”
Sinds het verschijnen van Schaarste (Mullainathan & Shafir, 2013) weten we allemaal: arme mensen zijn niet per definitie dom, maar de stress van armoede heeft forse invloed op het vermogen om ‘goede’ beslissingen te nemen. Dit boek was in vele opzichten baanbrekend. Het geeft antwoord op vragen – onder andere van sociaal werkers – waarom mensen met forse schulden en armoede keer op keer beslissingen nemen die niet in hun belang zijn. Ik kende een jongere die elke maand opnieuw iets duurs kocht op het moment dat zijn uitkering was gestort. Een fiets, een telefoon, merkkleding. Al gauw begon dat natuurlijk te knagen, want geld voor eten of de nachtopvang – hij had geen huis – was er natuurlijk niet meer. Na een dag of drie verkocht hij dan zijn nieuwverworven schatten, met aanzienlijk verlies. Je vraagt je af hoe vaak iemand dat opnieuw kan doen. Ik ben op een gegeven moment gestopt met tellen….
Waarom sla ik dan ‘aan’ op de tekst over deze lezing, vraagt u zich misschien af. Dat heeft met de framing van het probleem èn de oplossing te maken. Het probleem ‘armoede’ wordt hier gereduceerd tot een probleem van ‘invloed van stress op het brein’. Het gaat de adviseur om de ‘psychologie’ achter de armoede. Armoede wordt daarmee gesitueerd ‘in de kop’. De oplossing is ‘effectieve dienstverlening’ die bestaat uit ‘aansluiten bij de doelgroep’ en ‘inzicht krijgen in het omgaan met dit gedrag’. We ‘kunnen dan met deze doelgroep verder’. We moeten dus leren omgaan met het gedrag dat door de stress van armoede veroorzaakt wordt. Hier wordt de blik – zoals tegenwoordig zeer gebruikelijk – gericht op louter individuele verantwoordelijkheid. Van de ‘armen’ zelf, maar ook van de maatschappelijke organisaties die daar blijkbaar niet effectief genoeg mee kunnen omgaan. Wat wordt weggesneden in de reductie zijn de structurele factoren die armoede beïnvloeden, vaak in bekrachtigende zin. En als ze de armoede niet direct beïnvloeden, dan dragen ze wel bij aan de stress van mensen in armoede omdat de hulp niet aansluit bij de werkelijke noden van mensen.
Ik zal eerlijk opbiechten dat ik nooit heb geleerd effectief om te gaan met het gedrag van ‘armen’. Mijn reactie was in zekere zin een laffe aftocht via de nooduitgang. Sociaal werk is geen riante vetpot, maar het UURtarief wat voor mijn inzet in rekening werd gebracht (ex BTW) aan gemeenten overtrof zonder uitzondering het weekbedrag wat een gezin ter beschikking had. Aan mij – en vele anderen die wekelijks op de bank ‘effectief’ hulp zaten te verlenen – de schone taak om uit te leggen dat je best kunt rondkomen met 50 euro. Stopt u maar met roken, waarom heeft u eigenlijk nog een auto, ongeschilde aardappels zijn goedkoper dan kant-en-klaar maaltijden.
Ik ben ermee gestopt. Ik gun iedereen zijn salaris, als je hard werkt mag je lekker eten – ook sociaal werkers zijn geen wezens die van de lucht en de liefde kunnen leven. Maar de balans was in mijn ogen zoek. Ik wilde van de zorgrekening af. Ik wilde dat mijn salaris niet meer meetelde in de berekeningen ‘hoeveel een multi-problemgezin wel niet kost!’. Geschatte bedragen lagen tussen de 1 en 2 ton per jaar. Wat de ‘undeserving poor’ uiteraard op nóg meer minachting vanuit de samenleving kwam te staan.
Voordat ik via ‘podium links’ de aftocht blies, heb ik nog een poging tot verzet gedaan. In een gesprek met de coördinator van ‘aanpak overlastgevende jeugd en gezinnen’ van de gemeente waar ik destijds werkte heb ik haar verteld dat ze in ieder geval zou kunnen besparen op de facturen voor mijn inzet. Niet omdat ik niet effectief zou zijn – ik was verdorie goed in mijn werk – maar omdat de hele ontspoorde zorgmarkt elkaar alleen maar tegenwerkt. En dat je dan duurbetaalde casemanagers moet inzetten om de boel glad te trekken. Geld wat grif wordt betaald door gemeenten, want als een gemeente echt niet meer weet wat ze met een overlastgever aanmoeten, worden kosten noch moeite gespaard. Tegelijkertijd worden tonnen gespendeerd aan het in stand houden van de zorgmarkt. Allemaal gestuurd door effectiviteit en efficiëntie, dus alle hulpinstellingen komen al snel in de reflex van cherry-picking. “Niet te complexe problematiek graag, want dat kost veel meer tijd dan in een ‘arrangement’ wordt begroot, wat overigens ook alleen maar wordt betaald wanneer je daadwerkelijk de gesteld doelen hebt weten te realiseren”. Niet heel vreemd dat juist de meest kwetsbaren als wandelende risico’s zo snel mogelijk bij hulpverlenende instanties van de stoep worden geveegd. Waarvoor dan de gemeente weer casemanagers aanstelde om de meest complexe ‘gevallen’ zielloos naar de volgende stoep te slepen. In de ogen van de coördinator zag ik achtereenvolgens herkenning, ongeloof, frustratie en berusting. Na ruim een minuut stilte reageerde ze. “Draag je je dossiers wel over aan je opvolger?”
Ik hoop dat sociaal werkers alert zijn op het kritiekloos overnemen van ‘neutrale en objectiverende’ probleemconfiguraties zoals in de aankondiging van de lezing. Nee, we mogen de individuele component van een probleem als armoede nooit uit het oog verliezen. En het is goed dat er aandacht is voor de psychologische effecten van stress. Gedrag is de component die onmiddellijke invloed heeft op de spiraal waarin mensen zitten. Maar armoede is een evenzeer een structureel probleem. Een probleem dat evenzeer ‘ontstaat’ als ‘veroorzaakt’ wordt. Vaak kwetsbare mensen worden – helaas ook vaak door ‘efficiënte hulpverlening’ vaak nog kwetsbaarder gemaakt. Baart & Carbo (2013) spreken over ‘geinstalleerde kwetsbaarheid’ (p. 51). Weliswaar spreken zijn voornamelijk over de context van de gezondheidzorg, maar het vergt niet veel fantasie om de analogie met het sociaal werk te ontdekken.